d 1 Nu was er een man van de Farizeeën, genaamd Nicodemus, een heerser over de Joden. 2 Deze kwam des nachts tot hem, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten , dat gij een leraar zijt, die van God gekomen is ; want niemand kan deze tekenen doen, die gij doet, tenzij God met hem zij. 3 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien. 4 Nicodemus zei tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is?, kan hij ten tweeden male in de schoot zijner moeder ingaan, en geboren worden? 5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg ik u, tenzij iemand geboren wordt uit water en geest, kan hij het koninkrijk van God niet binnengaan. 6 wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is Geest. 7 verwondert u niet, dat ik u gezegd heb, gij moet opnieuw geboren worden. 8 De wind blaast waar hij wil, en gij hoort zijn stem, maar weet niet van waar hij komt, en waarheen hij gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is., 9 Nicodemus antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen zijn? 10 Jezus antwoordde en zeide tot Hem: Zijt gij de leraar van Israel, en verstaat gij deze dingen niet?11 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wij spreken wat wij weten, en getuigen van wat wij gezien hebben. en gij ontvangt onze getuigenis niet. 12 als ik u aardse dingen heb verteld en gij gelooft niet, hoe zult gij dan geloven als ik u hemelse dingen vertel? 13 en niemand is opgevaren in de hemel, dan hij die uit de hemel nederdaalde, zelfs de Zoon des mensen, die in de hemel is., 14 en zoals Mozes de slang in de woestijn ophief, zo moet ook de Zoon des mensen opgeheven worden; 15 opdat een ieder die in Hem gelooft, eeuwig leven moge hebben.16 Want God had de wereld zo lief, dat hij zijn eniggeboren Zoon gaf, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan, maar eeuwig leven zou hebben. 17 Want God heeft niet de zoon in de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar dat de wereld door hem behouden zou moeten worden., 18 Hij die in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld; hij die niet gelooft, is reeds geoordeeld, omdat hij niet in de naam van de eniggeboren Zoon van God heeft geloofd. 19 en dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht; want hun werken waren slecht. 20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet bestraft worden. 21 maar hij, die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gewrocht zijn.,

* van deze (Bro. McGarvey ‘ s) constructie van vers 8 Ik ben het niet eens, en houd dat de revisors ons de ware lezing in de tekst hebben gegeven. De vraag is volledig besproken in Lard ‘ s Quarterly, Vol. III, P.337; Benjamin Franklin ‘ s preken, Vol. I, p. 281; Millennial Harbinger, 1832, p. 604; 1833, p. 24; 1869, blz. 317, 478, 522, 688. Ik neem aan dat deze passage betekent dat het proces waarmee een mens wordt geregenereerd door de geest van God niet mysterieuzer is dan andere handelingen in de natuurlijke wereld, waarvan het blazen van de wind als voorbeeld wordt genomen.– P.