Recessiviteit, in de genetica, het falen van een van een paar genen (allelen) aanwezig in een individu om zichzelf uit te drukken op een waarneembare manier vanwege de grotere invloed of dominantie van zijn tegengestelde-acterende partner. Beide allelen beà nvloeden dezelfde geërfde eigenschap, maar de aanwezigheid van het recessieve gen kan niet door observatie van het organisme worden bepaald; d.w.z., hoewel aanwezig in het genotype van het organisme, is de recessieve eigenschap niet duidelijk in zijn fenotype., De term recessief wordt zowel toegepast op het organisme met de allelen van een genpaar in de recessieve toestand als op het allel waarvan het effect kan worden gemaskeerd door een ander allel van hetzelfde gen.
een aantal genetische ziekten bij de mens zijn autosomaal recessief, wat betekent dat twee mutante recessieve allelen nodig zijn om symptomen van de ziekte te produceren. Een voorbeeld is sikkelcelanemie, een ernstige hemoglobine stoornis, die alleen resulteert wanneer een mutant gen (a) wordt geërfd van beide ouders., In dit geval is elke ouder een drager, een heterozygote met één normaal gen en één mutant gen (Aa) die fenotypisch onaangetast is. De kans dat zo ‘ n paar een kind met sikkelcelanemie produceert, is één op vier voor elke zwangerschap. Voor paren bestaande uit één drager (Aa) en één getroffen persoon (aa), is de kans op het krijgen van een getroffen kind één op twee voor elke zwangerschap.